Eik, bladverliezende loofboom. De bekendste eik is de zomer
Ook bekend als:
akkerboom
eikelaar
ekkel
flokhout

- Het blad en de eikels zijn giftig; ze bevatten tannine. Eikels zijn ook giftig voor paarden, schapen en runderen. Varkens, eekhoorns en herten verdragen eikels wel.
Eik (Quercus) is een bladverliezende loofboom. De bekendste is de zomer
Eiken zijn forse bomen: een vrijstaande eik kan zomaar 40 m hoog worden, in bossen worden ze niet hoger dan 30 m. Eiken kunnen erg oud worden: er zijn eiken van ruim duizend jaar oud.
Winter
Plaaginsect
Gele vlekken op de bladeren: bladluis.
Vraat aan de uitlopende knoppen en jonge blaadjes: spanrupsjes (ook wel trekmaden genoemd) van de (kleine) wintervlinder.

Grote, gele tot rode galappels aan de onderkant van het blad; de gal bestaat uit woekerend bladweefsel: eikengalwesp.

Grote aantallen rupsen in gesponnen nesten op de zonkant van stam (meestal zomereiken); blad wordt kaalgevreten: eikenprocessierups.

Gele vlekjes op de bovenkant van het blad en aan de onderkant kleine, platronde gallen (bolletjes), verkleurend van lichtgeel naar rood: lensgalwesp.
Groei van de boom stopt, boom verdroogt en gaat uiteindelijk dood: onder de bast zitten gangen die de sapstroom hebben onderbroken: de larven van de eikenprachtkever.

Een patroon van gangen tussen de bast en de schors, er is fijn zaagsel (boormeel) te zien. De boom verzwakt, verdroogt en gaat dood: een schorskever (eik).

Blad wordt aangevreten door 3 cm grote bruine kevers: meikever. Een zwerm meikevers kan een eik helemaal kaal vreten.

Ongeveer 1 cm kleine , donkergetinte, slijmerige slakjes vreten aan het bladmoes tussen de nerven van de bladeren. Daardoor wordt het overgebleven bladmoes bruin en kan het blad afvallen: slakvormige bastaardrups (larven van de lindebladwesp – Caliroa annulipes).

Bijzonder gevormde gal: langwerpig met lange aanhangsels: gal van de ramshoorngalwesp (Andricus aries). In het voorjaar en de zomer zijn de gallen lichtgroen, na het uitvliegen van de galwesp wordt de gal bruin.
Schimmels & ziektes

Witte, meelachtige vlekken (jonge bomen): Echte meeldauw (Mycrosphaera alphitoides).

Zwamvorming op stam: waaiervormige zwam, glanzende oranje/bruine bovenkant. De sporen zijn als cacao-achtige poeder rond de zwam te vinden. De zwam kan op oude, grote bomen een halve meter breed worden: harslakzwam (Ganoderma resinaceum).

Zwam in de vorm van een hoefijzer op de stam. De zwam is kaneelkleurig, enigszins bol aan de bovenkant, plat aan de onderkant en heeft een witte ran
Overig
Vorstscheuren in de stam (jonge bomen) kunnen ontstaan na een late nachtvorst.