Kersenbomen zijn onder te verdelen in zoete en zure kersen.
Kers, onder te verdelen in zoete kersen (Prunus avium) en zure kersen (Prunus cerasus); in Vlaanderen worden kersen krieken genoemd.
Kersen worden geënt op een onderstam en gekweekt als laagstam, halfstam en hoogstam.
Plaaginsect
Blad vertoont gaatjes, wrattige plekjes op de kersen: groene appelwants.

Aangetaste kers (rotte plekjes): kersenvlieg.
Er ontstaan zachte plekken in afrijpende kersen, vervolgens rotte plekken: Aziatische fruitvlieg.

Spinsels met oranje rupsen tussen de bladeren: larven van de duifmot, een stippelmot.

Blad is bedekt met bladluizen, vervormt, krult en blijft achter in groei: zwarte luis (Myzus cerasi).
Schimmels & ziektes
Roodachtige vlekjes op blad verkleuren naar bruin, bladweefsel sterft af; er vallen gaten in het blad: hagelschotziekte.

Bruinkleuring aangetaste kersen en valfruit met schimmelsporen: moniliarot.
Bladeren krijgt loodglansachtige kleur: loodglans.
Blad vroegtijdig valt af, op afgestorven bast verschijnt bruin gom: bacteriekanker.

Bast scheurt, tak verwelkt en er verschijnt rood schimmelpluis: vruchtboomkanker.
Roodbruine, kussenvormige zwammen ontstaan op de stam: boomgaardvuurzwam (Phellinus tuberculosus).
Overig
Bijna rijpe kersen worden weggepikt: vogels (spreeuwen).

Op diverse plekken op takken en stam lekt de boom vocht, dat indroogt tot bruine gom: gomziekte.

In de winter willen hazen, konijnen er reeën nog wel eens aan de takken en stam van de kersenboom knagen.
Verticale scheuren in de bast van de stam: bastscheuren.