Boeketten van gedroogde bloemen

Met de uitgeknipte bloemen en stengels zijn mooie droogboeketten te maken. Lang niet alles is geschikt, maar met wat fantasie is veel bruikbaar. De uitgebloeide pluimen van het duizendblad (Achillea millefolium) laten zich uitstekend drogen en vervolgens heel goed mengen met de zilverglanzende judaspenning (Lunaria biennis) en de felrode kelken van de lampionplant (Physalis franchettii). De leuke aartjes van de weegbree (Plantago) contrasteren heel aardig met de gedroogde gele bloemhoofdjes van het boerenwormkruid (Tanacetum vulgare).

De grote uitgebloeide schermen van de hortensia (Hydrangea macrophylla) lenen zich prima voor prachtige, heel grote boeketten. Vooral de roze bloeiende soort geeft gedroogd een heel mooi resultaat: de afzonderlijke bloempjes, waaruit de schermen zijn opgebouwd, krijgen alle tinten van een diep roze tot een zacht bruin. Een grote hoeveelheid bloemschermen bij elkaar geeft een fraai effect. Uiteraard levert één hortensia in de eigen tuin te weinig schermen; bewijs de buren (als ze uiteraard een hortensia bezitten en van hun bloemschermen verlost willen worden) een dienst: knip ook daar de uitgebloeide bloemen uit de Hydrangea’s en voeg ze bij het eigen boeket.

Bloemscherm van hortensia, foto: PlantEnPlagen

Bloemen die speciaal voor droogboeketten gekweekt worden, moeten voor een goed resultaat geplukt worden als ze nog nèt niet open zijn. Immers uitgebloeide bloemen vallen eerder uit. Pluk het te drogen materiaal bij droog weer; dit voorkomt rotting tijdens het droogproces. Wikkel de bloemen in kleine hoeveelheden in papier en hang ze omgekeerd op een niet te warme, donkere plaats te drogen. Na zes weken zijn de bloemen geschikt voor de vaas.

Coloradokever

Moestuinier let op uw aardappelen

Coloradokevers en de larven eten het blad van aardappelplanten. En dat doen ze pijlsnel. Vang de kevers en vernietig ze. De kever is + 10 mm groot en is erg schadelijk. Controleer de aardappelaanplant regelmatig op de eitjes aan de onderkant van het blad, vernietig deze. Zie je kevers in de aardappelplanten, houd dan een emmer onder de planten en schudt aan de planten: de kevertjes schrikken en laten zich in de emmer vallen.

Coloradokever, foto: US – Agricultural Research Service

De coloradokever heeft alleen in zijn oorspronkelijk verspreidingsgebied natuurlijke vijanden; in de nieuw gekoloniseerde gebieden leven geen predators die bestand zijn tegen het gif van de kever en zijn larven. Tot de natuurlijke vijanden behoren vogels, spinnen, hooiwagens en meer dan dertig verschillende insecten. Voorbeelden van insecten die de kever of zijn larven aanvallen zijn loopkevers, lieveheersbeestjes, wespen, wantsen en gaasvliegen.

Graaduren

Planten hebben warmte nodig om te groeien en te bloeien

Planten en bodem moeten aan een bepaalde hoeveelheid warmte zijn blootgesteld om tot bladvorming en bloei te komen. Die warmtehoeveelheid is per soort verschillend en binnen de soort kan dat ook nog variëren. Voor warmte x tijd – de warmtesom – worden graaduren gehanteerd. Eén graaduur = 1 uur x 1°C.

Graaduren vind je ook terug in de bouw als het bijvoorbeeld over isolatie gaat. In de bosbouw varieert men hier enigszins op door het aantal uren en graden Celsius te tellen vanaf 5°C.

Onder invloed van de klimaatverandering bereiken planten door de stijgende temperatuur eerder de nodige warmtehoeveelheid om tot bladvorming en later tot bloei te komen. Dat is van grote invloed op het ecosysteem waarvan de betreffende plant deel uitmaakt. Bomen schieten eerder dan gebruikelijk in bloei, als de bestuivers onder de insecten er gewoon nog niet zijn. Daardoor zal de boom niet of slecht vrucht dragen.

Uit: Handboek Moestuin

Elzenpropjes, foto: CC0 Public Domain

Vanaf februari groeien elzenkatjes uit tot lange gele slierten.
Niet alleen de mannelijke katjes maar ook de vrouwelijke bloemen zijn het bekijken waard. Veel kleiner, maar met een mooie donkerrode tint.
Nu is het ook de tijd van het elzenhaantje, donkerblauwe kevertjes die zich op het jonge elzenblad storten.

Het gras in de winter

Slagregens, hagelbuien en felle wind teisteren het gazon

In de nacht en vroege ochtend daalt een kille vrieskou op het gras neer. Mollen laten een wild spoor van aardhopen achter in hun heftige jacht op wormen. Het gras heeft het zwaar te verduren in de winter, doordrenkt als het is van de regen en futloos omdat de groei eruit is.

Voorzichtig met het belopen
Het in de zomer zo sterke grasveld is in de wintermaanden kwetsbaar. Vooral als het ’s nachts aan de grond gevroren heeft en de grassprieten nog mooi wit zijn bevroren, is het zaak niet op het gras te lopen. De anders zo buigzame sprietjes breken als glassplinters onder de zware voetzool en sterven vervolgens bruin af. Pas tegen de lente zal het gras zich dan pas weer herstellen.

Voorkom mos
Het gazon verzuurt in de loop der tijd, onder andere door onze licht aangezuurde regen. Als de groei van het gras tot stilstand komt tijdens de wintermaanden, neemt het mos, dat goed gedijt in een licht zure omgeving, de kans waar om zich te verspreiden.
Hark het mos weg. Strooi begin maart, als het gras voorzichtig weer begint te groeien, kalk op het gras. Dit verhoogt de zuurgraad en maakt het gazon mos-onvriendelijk. Bemesten van het gras kan het beste begin april, als de groei weer helemaal terug is in het gras. Dat is ook het moment om eventuele kale plekken in het gazon in te zaaien.

Herkennen mos in het gazon
Mos in het gazon, foto: PlantEnPlagen

Mosgroei in het gras, is helaas niet het enige dat een strak gazon in de weg staat. Mollen, meeldauw, paddenstoelen, emelten kunnen het gazon veel schade toebrengen. Meer over ziektes en plagen in het gazon vind je hier.

Mos, mos en nog eens mos

Echt, overal mos..

Tussen de tegels, in het gras, overal zijn nu de frisgroene kussentjes mos te zien. De maanden januari, februari en het prille begin van het voorjaar zijn voor het mos de belangrijkste maanden van het jaar. Dan ontvangt het al het beschikbare licht, dat in de rest van het jaar door de bebladerde heesters wordt tegengehouden. Ook is er voldoende vocht om de fijne celstructuur van het mos tot barstens toe te doen opzwellen.

Mossen vermenigvuldigen zich door middel van sporen, die in urnvormige doosjes worden gevormd. Deze sporenkapsels zijn bedekt door gepunte kapjes, de huikjes, die afvallen zodra de sporen rijp zijn. Zo’n minuscule spore van mos neemt genoegen met het allerminste: het schaduwrijkste en onbeduidendste plekje in de tuin. Niet overal is mos welkom – bijvoorbeeld in het gras.

Maar eigenlijk is mos best mooi! Behalve de mossen die zich in de vorm van kussens ontwikkelen, zijn er nog de fraaie korstmossen. Deze kleurige plakkaten bedekken verweerde muren. Ook het zijdemos met zijn groene uitlopers, nestelend tussen de stenen van de rotstuin, is in het vroege voorjaar van de partij.

Geef mos een plaats in de schaduwtuin, het zit er immers toch al. Zoek een vergane boomstronk en bindt er bijvoorbeeld muisjesmos, zijdemos, dikkopmos en fluweelmos op. Leg de boomstronk met het mos op een schaduwrijke plek onder een forse heester. In de zomer zie je door het blad van de heester het mos niet meer. Maar zodra het blad in de herfst valt, komt het mos in haar priegelige pracht tevoorschijn. Met wat geluk groeien er in de loop der jaren ook nog wat paddenstoelen tussen de mossen.

herkennen mos in gazon
Foto: PlantEnPlagen

Het mos in het gras is een ander verhaal. Het kan het beste bestreden worden door het strooien van kalk; mos houdt immers van een zure omgeving. Liefst drie keer per jaar een forse kalkgift: aan het begin van de groeiperiodes van het gras in maart en augustus en aan het begin van de winter als de vele regen de bodem verzuurt. Dood mos laat zich gemakkelijk wegharken. Met verticuteren wordt het mos ook verwijderd, maar ook heel veel meer – niet doen dus. Zie ook: Verticuteren, beter van niet.

Onkruid

Ongewenste plantengroei

Want dat is ‘onkruid’: een plantje dat op de verkeerde plek staat. Dat zegt dus niets over de eigenschappen of het nut van die plant. Dat ‘onkruid’ kan uitgezaaide vrouwenmantel zijn, een klaproos, smeerwortel; allemaal eerbiedwaardige planten, maar de eigenschappen van die planten zijn op die plek niet gewenst. Onkruid is in die zin vergelijkbaar met de definitie van ‘viezigheid’ van de Engelse antropologe Mary Douglas: ‘Dirt is matter out of place’: een haar in de soep is ‘matter out of place’. Zo zijn onkruiden: ‘plants out of place’.

Onkruidbestrijding
Onkruid wieden is – hoe vervelend ook – de beste manier om ongewenste plantengroei te verwijderen. Wied als de grond een beetje vochtig is; vooral onkruid in kleigrond laat zich dan gemakkelijk weghalen. Zware gronden drogen op tot een harde, ondoordringbare korst; plantjes met penwortels breken dan af in plaats van dat ze uit de grond worden getrokken. De wind verspreidt zaden van onkruiden; regelmatig schoffelen van ontkiemend onkruid voorkomt dat er veel moet worden gewied. Onkruiden met penwortels zoals paardenbloem en melkdistel moeten met wortel en al worden verwijderd. Schoffelen helpt niet: paardenbloem en distel lopen vanuit de afgesneden wortel weer uit. Wie de grond met daarin paardenbloemen en distels freest, hakt de penwortels van deze onkruiden in talloze stukjes, waar ook weer talloze paardenbloemen en distels uit voortkomen. Laat het gewiede onkruid bij droog weer een dagje liggen, het onkruid verdort en laat zich gemakkelijk bijeen harken voor op de composthoop.

Antiworteldoek
Breng antiworteldoek aan op ongeveer 5 centimeter onder het maaiveld, om onkruid op tegel- en grindpaden te voorkomen. Antiworteldoek bestaat uit geweven zwart plastic en laat alleen water door. Het is lichtdicht en wortels komen er bijna niet doorheen. Bijna niet, want na verloop van tijd, is de ervaring, blijkt dat distels toch nog door het antiworteldoek en het grind heen groeien. Ook handig, maar erg lelijk, is antiworteldoek onder jonge heesteraanplant, om de grond onder de heesters onkruidvrij te houden. Zelfs lastig onkruid als zevenblad en kweek groeien niet door antiworteldoek.

herkennen van onkruid, ongewenste planten
Onkruid tussen de stenen, foto: Ethan2039 - CC BY-SA 4.0

Onkruid op paden en verhardingen kan ook met heet water bestreden worden. Dat gieten met heet water moet regelmatig herhaald worden en helemaal verdwijnen doet het onkruid niet, maar het blijft onder controle. De beste tijd om te gieten is aan het eind van de middag als de planten het minste water bevatten. Het hete water warmt de bovengrondse plantdelen op, doet de plant uitdrogen en bij voldoende warmte afsterven.

Regenwormen

Grondwerkers bij uitstek

Glad, lang en dun is de regenworm en hij woont het liefst in de eerste vijfentwintig centimeter aarde onder ons gazon. Daar wordt de regenworm ontzien door de spittende tuinier en wordt hij door diezelfde tuinier beschermd tegen z’n grootste vijand, de mol. De meest voorkomende soort regenworm in onze tuin is de Lumbricus terrestris. Een volwassen exemplaar meet dertig centimeter en telt ruim honderdvijftig ringen. De kleur van een gezonde worm is rose tot roodbruin. De voorzijde is rond en daar zit de bek; de achterzijde is plat. Op een derde van de lengte vanaf de kop bevindt zich een band die van belang is voor de voortplanting van de worm.

Regenwormen kunnen maximaal tien jaar worden en dat zou je niet verwachten. Een verloren gegaan kop- of staartstuk kan opnieuw aangroeien. De regenworm neemt direct door de huid zuurstof op; longen bezit hij niet. Ogen heeft een worm evenmin maar het wormenlijf is gevoelig voor licht. Licht betekent voor de worm gevaar: de hete zon doet hem uitdrogen en bovendien is hij – als hij zo akelig zichtbaar is – een makkelijke prooi voor de vele vijanden.

Regenwormen planten zich voort door het leggen van eieren. Het duurt vijf maanden voordat een jonge worm uit het ei komt gekropen en dan heeft het wormpje nog anderhalf jaar nodig om volwassen te worden.

Elke tuin bezit regenwormen; per honderd vierkante meter tuin wroeten er ongeveer drieduizend in rond. Zij eten zich een weg door de aarde, die vermengd is met resten van halfvergane planten en diertjes. Op deze manier zorgt dit leger wormen ervoor dat er talrijke gangetjes ontstaan die voor een gezonde water- en luchthuishouding in de bovenste wortellaag van de beplanting zorgen. De door de worm geconsumeerde aarde, waarin al het organisch materiaal door de darmwerking van de worm verteerd is, wordt in de vorm van hoopjes aarde aan de oppervlakte afgezet. Andere soorten regenwormen vullen de hoger gelegen gangen met de verwerkte aarde. Dat levert prima grond op, rijk aan plantenvoedsel en mineralen uit de dieper gelegen lagen.

Het wormenleger is in staat om binnen een paar jaren de bovenste vijf centimeter tuingrond volledig te vervangen door ‘worm’-verwerkte aarde. Stenen die aan de oppervlakte lagen, zijn dan ook vijf centimeter onder het oppervlak gezakt.

herkennen regenworm
Regenworm, foto: James Lindsey - CC BY-SA 3.0

De tuinier en de regenworm
Veelvuldig spitten tussen de planten en het tuinoppervlak meedogenloos ‘schoon’ houden, leveren niet de ideale leefomstandigheden van de regenworm op. Door het spitten wordt de wormvriendelijke structuur van de grond vernietigd en zoekt deze een minder roerige omgeving op. Naakte aarde van het soort waarop geen gevallen blad ligt en geen onkruidje gedijt, biedt de regenworm geen bescherming tegen de altijd op wormen beluste vogels, egels, spitsmuizen en mollen. Vooral de laatste is een grootverbruiker: per dag kan een volwassen mol wel vijftig regenwormen aan. Mollen leggen zelfs speciale voorraadkamers aan waarin ze wormen bewaren.
De aanwezigheid van een compostbak is een grote stap in de richting van een gezonde wormenbevolking. In zo’n broeibak vol organisch afval vermenigvuldigen de wormen zich snel, zodat ze ook elders in de tuin hun goede werken kunnen uitvoeren.

Zie ook: Regenworm

Spreeuwen

Vogels met menselijke trekken

De spreeuw is een vogel die zich in het late najaar uitstekend thuisvoelt in de stad. Net als de mens is de spreeuw een groepsdier. Hij heeft ook beslist menselijke trekken: zijn gedrag wordt vaak omschreven als monter en praatgraag. Een gezellige vogel dus.
De spreeuw is een alleseter en omdat gemak de spreeuw dient, zoekt hij het gezelschap van de mens. Want waar mensen zijn, is eten en de spreeuw lust het allemaal. Op het platteland met boomgaarden nog vol van gevallen fruit en akkers met restjes tarwe, is de spreeuw volop aanwezig.
Maar ook in de stad is het voor de spreeuw goed toeven: de mensen daar laten genoeg eten in de open lucht achter om als spreeuw ruimschoots aan z’n trekken te komen. Behalve de stedelijke groenvoorziening produceert de stadsmens ook erg veel – eetbaar – afval. Samen met de meeuw schuimt de spreeuw massaal de vuilstortplaatsen af op zoek naar eetbare zaken en profiteert zo van de menselijke activiteiten. Het gaat de spreeuw dan ook erg voor de wind en hij is waarschijnlijk de meest talrijke vogel ter wereld: geschat wordt dat er wereldwijd ruim honderd miljoen spreeuwen rondvliegen.
Het groepsgevoel van de spreeuw zit ingewikkeld in elkaar. In het broedseizoen in het voorjaar ontbreekt het en hebben de vogels genoeg aan zichzelf. Ze trekken de provincie in en nestelen verspreid over het platteland. Dichtbeboste streken en erg open terrein worden vermeden, ze bouwen hun slordige nesten in bomen en op gebouwen. Tegen de herfst steekt het groepsgevoel de kop op en zoeken ze elkaar op. Ze verzamelen zich op een comfortabele afstand van hun vaste stek in de stad en vertrekken in grote groepen richting mens.

Met de inval van de eerste winterse kou, meestal in de eerste week van december, trekt het grootste deel van de spreeuwen weg. Op weg naar het zuiden. Ze gaan niet allemaal, sommige overwinteren in de stadse omgeving. Soms krijgen de stedelijke spreeuwen nog bezoek van familieleden uit het hoge Noorden, want als daar door dikke pakken sneeuw het voedsel onbereikbaar is geworden, zakken deze spreeuwen naar het zuiden. Deze tijdelijke gasten zien we dan met hun Nederlandse familieleden rondscharrelen.

Groep spreeuwen, foto: CC0 Public Domain

Grote zwermen tekenen zich af tegen de heldere herfstlucht. Op zo’n verzamelstek wordt ook gegeten. Een honderdduizend spreeuwen duikt de weilanden in en eet alles op wat maar enigszins door een spreeuwenmaag verteerd kan worden.
Voldaan gaan ze dan met z’n allen op de stad aan. Naar een omgeving met hoge bomen waar ze onder veel gekwetter een slaapplaats vinden.
Spreeuwenbezoek blijft niet onopgemerkt; ’s nachts wordt het voedsel verteerd en ’s morgens voordat ze groepsgewijs weer het platteland opzoeken, wordt er uitgebreid gepoept.

Tomaten

Tomaten houden niet van regen

Een afdakje helpt tegen de regen, want tomaten zijn net als aardappelen erg gevoelig voor de pseudoschimmel Phytophthora.
Zodra er bruine plekken op blad en stengels verschijnen, heeft de tomatenziekte (Phytophthora) de kop opgestoken. Deze waterschimmel veroorzaakt de kenmerkende zwarte vlekken in op het loof van aardappels en tomaten. Het zijn schimmelachtige micro-organismen. Phytophthora overwintert op achtergebleven plantresten en in de bodem. Besmetting ontstaat door insecten, met wind en regen meegenomen sporen en in opspattend water. Tijdens periodes van zomers, warm en vochtig weer kan Phytophthora in korte tijd grote schade aanrichten.
Om tomatenziekte te voorkomen, worden tomaten belucht. In de professionele fruitteelt wordt gevolgd hoe lang het blad nat blijft (natbladperiode) en wat de temperatuur is. De combinatie van beide is medebepalend voor het ontstaan van Phytophthora. Goed gedraineerde grond helpt Phytophthora voorkomen: vocht stimuleert ontkieming van sporen.

herkennen Phytophtora
Foto: Rasbak CC BY-SA 3.0

Phytophthora beperkt zich niet alleen tot aardappels en tomaten. Rozen kunnen bijvoorbeeld last krijgen van wortelrot dat door phytophthora is veroorzaakt. Ook zilversparren, zoals de Nordmann-spar kunnen door phytophthora wortelrot krijgen, waardoor de spar uitdroogt en sterft.

Verticuteren, beter van niet

De dagen lengen, het gras begint weer te groeien en dat geldt ook voor het mos in het gazon. De grasmat oogt futloos na de winter; frisgroene plukjes mos steken de kop op. Afgestorven grassprieten liggen verscholen tussen het gras. Sommige tuiniers zweren dan bij verticuteren. Ze hebben het over de ‘vervilting’ van de grasmat. Tussen het gras hoopt zich een dun laagje dood gras op – de zogenaamde viltlaag.
Wat te doen? Verticuteren? Of bemesten en misschien wat kalk tegen mosvorming strooien?
Verticuteren – het machinaal bewerken van het gazon, waarbij mest en dood gras worden weggesneden – lijkt effectief. Eenmaal bij elkaar geharkt, ligt er een forse hoop mos en dood gras. Het gazon is bevrijd van het mos, hier en daar zijn kale plekken ontstaan en de viltlaag is verwijderd. Met het mos en de viltlaag is ook de humus – afbreekbaar dood organisch materiaal – weggehaald. De hoeveelheid humus is bepalend voor de vruchtbaarheid van de grond. Elk jaar verdwijnt er door actief bodemleven humus uit de bodem. Grond zonder organische stof is woestijngrond, er kan niks groeien. Landbouwers vullen het humusgehalte elk groeiseizoen aan; doen ze dat niet dat verarmt de bodem.
Het bodemleven, dat ondergrondse leger van regenwormen, pissebedden, schimmels en bacteriën, leven van dood organische stof en verwerken deze al etende tot voor planten opneembare voedingsstoffen (nutriënten). Verticuteren ontneemt het bodemleven haar voedingsbron en het bodemleven verschraalt daardoor. Bij gebrek aan wormen verhardt de grond en het waterdoorlatend vermogen neemt af. Bij hevige regenval ontstaan dan plassen op het gazon. Na verticuteren is bijmesten met een organische meststof (korrels van koeien- en paardenmest) noodzakelijk. Ook het opnieuw inzaaien van de ontstane kale plekken is nodig, want anders wordt de lege ruimte ingenomen door pioniersplanten als raaigras, akkerwinde, ereprijs, klaver en kruipende boterbloem.

Bodemleven
Laat het bodemleven z’n werk doen in plaats van verticuteren. Geef de wormen, pissebedden en duizendpoten voedsel in de vorm van organische mest en compost. Het bodemleven veert na de winterstop op, vermenigvuldigt zich pijlsnel en breekt het dode plantenmateriaal, de viltlaag, af. Regenwormen beluchten de grasmat en voorkomen zo dat de grond verdicht, regenwater en lucht dringen daardoor diep in de bodem. Het gras zal dieper wortelen en is dan beter bestand tegen droogte. Is de bodem aan de zurige kant (< 6 pH, zoals veengrond bijvoorbeeld) waardoor mosvorming gemakkelijk ontstaat, strooi dan in maart en juni kalkkorrels. Hark eventueel grote plukken mos weg en zaai kale plekken in.

IJzersulfaat
Om mos te doden, wordt soms ijzersulfaat toegepast: een kunstmest dat ook mos doodt. Echter ijzersulfaat is ook dodelijk voor het bodemleven, gebruik het daarom niet. Ook al omdat ijzersulfaat onveilig spul is. Het geeft roestvlekken op stenen en vloeren en per ongeluk inademen is ronduit ongezond. Houd huisdieren (honden en konijnen) weg van met ijzersulfaat behandelde gazons.

Mosvorming wordt voorkomen door niet te kort (< 4 cm) te maaien, voor goede drainage te zorgen en in het voorjaar regelmatig kalkkorrels te strooien. Door het gras enigszins hoog te houden, krijgt mos minder licht en wordt de groei vertraagd. Over het algemeen geldt dat 5 cm de beste maaihoogte is in de zomer, dat voorkomt verbranding en snelle uitdroging tijdens hitte. In de winter moet gras bestand zijn tegen sneeuw en ijs en dan is 6 cm een goede maaihoogte. Zo’n laatste maaibeurt vindt in november plaats, daarna groeit het gras immers nauwelijks meer.

Toegegeven, zo’n natuurlijk gazon zal er wat minder strak uitzien dan een met kunstmest bestrooide, geverticuteerde, supergroene grasmat. Kunstmest is het fastfood onder de meststoffen: het gras spat de grond uit, maar omdat kunstmest geen organische stof bevat, doet het niets voor de bodem; strooien met kunstmest is korte termijnwerk. De grond verarmt en een teveel aan kunstmest spoelt uit op het oppervlaktewater. Een alles verstikkende algengroei is het resultaat.

Merel met regenworm, foto: Look Sharp! - CC BY-SA 3.0

Leven in de brouwerij
Een niet-geverticuteerde grasmat kent wormenhoopjes en een dun laagje humus tussen de sprieten. Hierin leven de wormen, de pissebedden en de duizendpoten. Op zo’n gezonde, levende grasmat komen de merels en lijsters zoeken naar regenwormen. Of een meeuw die op het gazon lijkt te dansen. In werkelijkheid trappelt de meeuw op de grond waardoor trillingen ontstaan zodat wormen en insecten naar de oppervlakte komen (ha, regen!) waarna ze door de meeuw worden opgepikt. Zo danst een meeuw z’n maaltje bij elkaar.